Spin & Span  Rotterdamse
:Improvisatie
 Poel

 
projectleider:  Hans Tonino
 
 

Hans Tonino voerde de R:IP al vijf keer eerder mee in zijn ernstig-speelse improvisatiebenadering. Hans houdt van transparantie en een zekere mate van abstractheid in de muziek, en bereikt dit in zijn projecten via raamwerken van helder geformuleerde improvisatie-opdrachten.  

In goede geïmproviseerde muziek worden er muzikale draden gesponnen die samen een “weefsel” vormen. We kunnen de metafoor muziek als weefsel verder uitwerken. Zo kan het weefsel allerlei eigenschappen bezitten: het kan transparant zijn maar ook ondoorzichtig, of heel fijn of juist zwaar, het kan een kleur hebben of kleurloos zijn. Ook kan het weefsel hier en daar grote mazen bezitten. Daarnaast is het belangrijk dat er spanning in het weefsel zit: in sommige delen zijn de draden strakker gespannen dan in andere. Het weefsel blijft hierdoor niet vlak, maar vervormt tot een landschap: door de spanning worden er vormen ingetrokken. Door deze eigenschappen is het boeiend het weefsel te bekijken. Of, in dit geval, ernaar te luisteren. 

Het is het doel van dit project de kunst van het spinnen en spannen nader te onderzoeken. Deze twee elementen zijn uiteindelijk niet los van elkaar te denken. Toch is het handig voor dit moment dat toch even te doen. Zodoende wordt het basisidee van het project hopelijk duidelijk. Bij “spinnen” zijn verschillende muzikale elementen te bedenken zoals melodielijn of meerdere melodielijnen tegelijkertijd (meerstemmigheid). In de improvisatiepraktijk van de R:IP gaat het vaak over meerstemmigheid in de zin van meerdere instrumentstemmen tegelijk waarbij sprake is van persoonlijke expressie. De meerstemmigheid is in dit geval het min of meer toevallige resultaat van de aanwezige stemmen. Zaken als klankkleur en bedoelde meerstemmigheid, die met name bijdragen aan de collectieve expressie, blijven daardoor onderbelicht. Dit is één van de aspecten van improvisatie waar we aan zullen werken.

Daarnaast is het tijdsbesef van de spelers een belangrijk aspect tijdens het improviseren. Muziek gaat immers voor een belangrijk deel over tijd. Door het tijdselement expliciet als ingrediënt te gebruiken, kan een improvisatie aan “spanning” winnen. Goede improvisatoren weten het tijdsbegrip toe te passen door muzikale ideeën uit te werken en nemen daar letterlijk de tijd voor. Door een bepaald idee steeds vanuit een andere invalshoek te bekijken wordt een spanning aangebracht. Het doseren daarvan is een kunst.

De werkwijze in het project is dat er vanuit oefeningen wordt gewerkt aan de genoemde elementen. De oefeningen van Hans zijn in feite improvisatieraamwerken (“improvisatie-etudes”) waarbij telkens een bepaalde problematiek aan de orde wordt gesteld. Daarnaast wordt van de deelnemers een actieve rol gevraagd. Bijvoorbeeld het uitzoeken van niet-alledaagse speelwijzen van hun instrument (extended techniques). Deze speelwijzen worden dan ingezet tijdens de daarop volgende repetities. Verder is tijdens de repetities gewerkt aan collectieve composities als resultaat van oefeningen of vrije improvisaties. Er ontstaat een groepsvocabulaire dat in een concert kan worden gebruikt. 

Op 14 maart 2004 vond van dit project een uitvoering plaats in het Poortgebouw te Rotterdam. Het ligt in de bedoeling vaker te concerteren met het concept van Spin & Span.